21 mei 2025
“We leggen de focus op tumorcellen en genen.”
Arts-onderzoeker Anke Onnekink wil op celniveau begrijpen hoe tumoren zich in de alvleesklier ontwikkelen. Welke genmutaties spelen daarbij een rol? En als de kanker na behandeling toch terugkomt, is er dan sprake van een late uitzaaiing of een nieuwe tumor? Support Casper kende in 2023 een garantstelling toe voor dit onderzoek, dat zich richt op een groep mensen met erfelijke aanleg voor alvleesklierkanker. Door deze studie in het LUMC hoopt ze meer inzicht te krijgen in het ontstaan van de ziekte, zodat op de lange termijn hopelijk een betere screening mogelijk is en betere behandelingen geboden kunnen worden.
Alvleesklierkanker betekent voor de meeste mensen helaas nog steeds een doodvonnis. Eén van de oorzaken van de slechte prognose is het feit dat de ziekte vaak pas in een laat stadium wordt ontdekt. Ongeveer 5-10% van de mensen die alvleesklierkanker krijgen, heeft een erfelijke genetische aanleg. Het zijn de tumoren van deze mensen die Anke Onnekink samen met haar collega’s onder leiding van prof. dr. Van Leerdam onderzoekt: “Genen zijn de kleine stukjes DNA waar we allemaal uit zijn opgebouwd. Het zijn je genen die voor een groot deel bepalen hoe je eruitziet, hoe je lichaam functioneert en of je aanleg hebt voor bijvoorbeeld bepaalde ziektes. Net zoals sommige mensen genetisch meer aanleg hebben voor borstkanker, hebben anderen dat voor alvleesklierkanker. Dit wordt veroorzaakt door een verandering of een afwijking – we noemen dat een mutatie – in een gen. Mensen met een mutatie op het CDKN2A-gen hebben 15-20% kans om alvleesklierkanker te ontwikkelen. In Nederland komt één specifieke mutatie in dit gen relatief vaak voor en in het LUMC zien we met name die mensen. We bieden hun alvleesklierscreening aan om een eventuele tumor vroeg op te kunnen sporen en daardoor beter te kunnen behandelen. Met dit onderzoek willen we inzicht krijgen in de ontstaanswijze van alvleesklierkanker bij deze groep. Het is namelijk nog onduidelijk waarom ze alvleesklierkanker ontwikkelen, hoe hun tumoren eruitzien en hoe deze tumoren zich gedragen. Daar hopen wij de komende maanden veel meer over te weten te komen.”
Vroeg stadium
In het LUMC worden jaarlijks zo’n 350 mensen uit de hoogrisicogroep gescreend op alvleesklierkanker, waarbij er in de afgelopen jaren bij 36 mensen alvleesklierkanker is vastgesteld. In de meeste gevallen kon de tumor operatief worden verwijderd; vijf patiënten kregen na behandeling nog een keer alvleesklierkanker en moesten opnieuw worden behandeld. Anke: “Voor ons onderzoek gebruiken we tumorweefsel van 28 patiënten. Op dit restmateriaal gaan we kijken naar het DNA-profiel van de tumor en dat vergelijken we met normaal alvleesklierweefsel van de patiënt. Hierdoor krijgen we inzicht in de ontwikkeling van gezonde cellen naar tumorcellen. Door de regelmatige screening weten we dat tumoren in mensen met deze genmutatie razendsnel kunnen groeien. Het is weleens voorgekomen dat de alvleesklier er bij een scan gezond uitzag en er tijdens de volgende screening een tumor van twee centimeter werd gevonden. Hoe dat mogelijk is, weten we nog niet. Komt het door een zeer agressieve tumor? Of heeft het te maken met het veel voorkomen van een bepaald type cellen? We hopen antwoorden op onze vragen te vinden in het gedrag van de tumor: zaait het snel uit? Hoe is de afweer? Gaat het lichaam de kwaadaardige cellen aanvallen of laat het ze juist met rust? De meeste mensen met alvleesklierkanker krijgen pas klachten als de ziekte al verder gevorderd is. Omdat we deze hoogrisicogroep elk jaar met een MRI-scan controleren zien we bij hen vaker alvleesklierkanker in een vroeger stadium. Daarnaast is de onderzoekspopulatie heel homogeen. Die twee zaken samen maakt hen tot een zeer geschikte groep voor deze studie.”
Breder trekken
Anke legt de focus behalve op de tumorcellen ook op de genen: “We weten dat deze mensen sowieso één afwijkend gen hebben, maar voordat alvleesklierkanker daadwerkelijk ontstaat moet er ook een tweede mutatie zijn. We willen beter begrijpen welke mutaties in deze populatie een rol spelen. Is dat bij iedereen hetzelfde? Of zijn er juist grote verschillen? Eén op de vijf mensen in deze groep krijgt nog een keer kanker in de alvleesklier. De vraag is of het dan om een laat recidief gaat of om een nieuwe tumor – dat kunnen we op celniveau onderzoeken. We verwachten dat het om nieuwe tumoren gaat en dat deze mensen dus een grote kans op herhaling hebben. Als dat daadwerkelijk zo blijkt te zijn, is het wellicht een overweging om bij deze groep in het geval van alvleesklierkanker niet alleen de tumor maar het gehele orgaan te verwijderen. Zo’n operatie heeft uiteraard een enorme impact op iemands leven, dus we willen dan wel echt zeker weten dat het de juiste beslissing is. Daar hopen wij na deze studie meer uitsluitsel over te kunnen geven. Een van onze doelen is de screening en de zorg voor mensen met deze genmutatie verder te verbeteren. Daarnaast zou het natuurlijk geweldig zijn als we iets ontdekken dat ook van toepassing is op het ontstaan van alvleesklierkanker bij mensen zonder deze erfelijke aanleg. Dat we onze resultaten breder kunnen trekken en er ook andere alvleesklierkankerpatiënten in de toekomst mee kunnen helpen.”