info@supportcasper.nl 071-7601620

Actueel

30 juni 2025

Van apenvirus tot alvleesklierkankerbehandeling

Van apenvirus tot alvleesklierkankerbehandeling “We weten dat virustherapie goed te combineren is met immuuntherapie.”

Adenovirussen. Ze doen het vaak heel goed bij de bestrijding van allerlei moeilijk te behandelen vormen van kanker. Uit onderzoek blijkt dat ze ook goed werken tegen alvleeskliertumoren. Voor hoogleraar en onderzoeker Rob Hoeben is nu de belangrijkste vraag: hoe kunnen we ze effectief toepassen bij patiënten?

Prof. dr. Rob Hoeben leidt het Virus- en Stamcelbiologielaboratorium in het Leids Universitair Medisch Centrum en is één van de grondleggers van het onderzoek naar oncolytische viro-immunotherapie (OVIT) bij alvleesklierkanker. Adenovirussen kwamen in 1994 bij hem op de radar en hij werkt er nog steeds mee: ‘Met deze virussen richten we ons op het vinden van effectieve therapie tegen tumoren, waarbij tot nog toe heel weinig progressie is geboekt in behandeling. Hoewel er veel hoopvolle ontwikkelingen zijn, valt alvleesklierkanker helaas nog steeds in deze categorie.’ Adenovirussen komen ook bij mensen voor, maar in dit specifieke onderzoek wordt gewerkt met een virus geïsoleerd uit apen: ‘Dankzij de geweldige inzet van Selas Bots weten we inmiddels dat dit apenvirus waarschijnlijk veilig is om bij mensen als oncolytisch virus te gebruiken. Selas heeft tijdens haar promotieonderzoek een virusvariant gebruikt die zich alleen kan vermenigvuldigen in menselijke cellen – op muizen testen is dus geen optie. Gelukkig hebben we een goede samenwerking met de afdeling Urologie en kunnen we het effect van dit virus nu onderzoeken door het te druppelen op flinterdunne plakjes tumorweefsel van bijvoorbeeld blaas- of prostaattumoren. We zien dat het op de ene tumor heel goed werkt en op de andere tumor minder – een verschil tussen patiënten dat we hadden verwacht. Uiteindelijk hopen we eigenschappen van tumoren te kunnen linken aan eigenschappen van virussen, zodat we mensen heel gericht kunnen behandelen. Als we van tevoren weten of iets bij iemand wel of niet gaat aanslaan, hoeven we mensen niet tevergeefs een virus toe te dienen. We kunnen hen dan hopelijk op een andere manier helpen.’

Versterken of juist afremmen

Naast de verwachte uitkomsten komen onderzoekers vaak ook onverwachte dingen tegen. Rob Hoeben: ‘In een prostaattumor zagen we tumorcellen afsterven lang voordat het virus ze had bereikt. Alsof ze wisten dat het eraan zat te komen en het bij voorbaat al opgaven. Dat hadden we niet eerder meegemaakt… fascinerend! We weten dat er piepkleine eiwitten zijn die als boodschappers van cel naar cel reizen en die bleken hier actief. Ze brengen het nieuws blijkbaar vooruit, waardoor kankercellen veel sneller kapotgaan dan we vooraf hadden ingeschat. Dat is natuurlijk geweldig nieuws, want het kan de therapie heel effectief maken. Aan de andere kant is het meteen ook extra belangrijk om de verspreiding van het virus binnen de perken te houden. Je wilt natuurlijk niet dat te veel gezonde cellen afsterven.’

Het apenvirus dat bij deze onderzoeken wordt gebruikt, lijkt heel erg op de menselijke adenovirusvariant. Daardoor is het goed mogelijk dat patiënten er in meer of mindere mate antistoffen voor in hun bloed hebben. Dat kan effect hebben op de werking: ‘We weten dat er een link is tussen aanwezige antistoffen en de werking van het adenovirus tegen kankercellen. Wat we niet weten is of die antistoffen het virus versterken of juist afremmen. Daar is dus nog meer onderzoek voor nodig. Ook hebben we gezien dat virustherapie goed te combineren is met immuuntherapie. Door het immuunsysteem met antilichamen te stimuleren, wordt het actiever tegen kankercellen. Timing is daarbij essentieel – je moet de antilichamen precies op het juiste moment toedienen, anders heeft het geen zin. En wat dat juiste moment is onderzoeken we nog. Zodra we dat duidelijk hebben, kunnen behandelingen veel effectiever worden.’

Wereld aan mogelijkheden

Momenteel lopen er nog geen klinische studies met de variant van het adenovirus die Selas Bots heeft ontwikkeld, maar daar wordt wel aan gewerkt. Rob Hoeben is druk bezig met het vinden van een producent voor de virussen, zodat ze in trials met kankerpatiënten gebruikt kunnen worden. ‘Als onderzoeker ben je gewend om stapje voor stapje te denken. Eerst kijken of iets in een petrischaaltje werkt, dan het effect op muizen onderzoeken, daarna kijken of menselijke cellen reageren zoals je hoopt, en ga zo maar door. De samenwerking met Support Casper heeft ons geleerd om breder te kijken. Niet alleen naar het maken van een virus voor een kleine groep patiënten voor de studie, maar ook naar de mogelijkheid om het later op grotere schaal te produceren. Het uiteindelijke doel is om een effectieve behandeling tegen alvleesklierkanker als geneesmiddel geregistreerd te krijgen. De Stichting heeft ons geleerd dat we ambitieus kunnen zijn.’

Bij het opstarten van het OVIT-consortium was het vaak nog zoeken naar aansluiting bij andere groepen onderzoekers, om van hen te kunnen leren. Inmiddels is het tij gekeerd. Rob Hoeben: ‘Partijen willen zich nu bij ons aansluiten, omdat ze zien dat wat we doen werkt. Samen bezig zijn met de ontwikkeling van oncolytische virussen levert een schat aan informatie op. Behandeling met deze virussen is noodzakelijk, omdat de alternatieven bij bepaalde kankersoorten nauwelijks werken. Het ontwikkelen van die virussen is kostbaar, maar niet heel moeilijk. Dat is het mooie aan deze technologie. Oncolytische virussen kunnen grootschalig worden ingezet en zodra duidelijk is hoe we dat effectief kunnen doen, gaat er een wereld aan mogelijkheden open.’

Om u de beste ervaring te geven, gebruiken wij en derde partijen technieken zoals cookies.